Proloog
Ze
zat met haar handen in haar haren.
Wat
had ze gedaan?
Wat
had ze zich in haar hoofd gehaald?
Dacht
ze wel eens na voor haar daden?
Nee,
al maanden niet.
Ze
dacht niet na, dat kon ze niet meer.
Zeker
niet rationeel.
Ze
was niet meer van deze wereld.
Ze
leefde in een droomwereld.
Een
wereld van zweven buiten de realiteit.
Nu
had ze een nachtmerrie en die bleek geen droom te zijn.
Naast
haar lag haar wereld op
de grond, in een plas bloed die steeds groter werd.
De
man van haar leven.
Dood,
echt morsdood!
1
Eind
september, een van de laatste warme zomerdagen. De dag begint goed.
Leona zit in haar tuin. Ze geniet van haar kopje thee in de
ochtendzon. De krant ligt voor haar op tafel, er is weer een ongeluk
gebeurd op de snelweg. Dezelfde weg die haar lief elke dag rijdt. Ze
dagdroomt over hem. Stel dat hij het
zou zijn? Wat zou ze moeten beginnen zonder hem?
Ze leeft zich zo in dat een traan over haar wang loopt, in de warme
ochtendzon.
‘Gekkerd,’
maant ze zichzelf hardop, ‘stop met dromen. Dit is niet gebeurd.’
Ze bladert verder door de krant en drinkt van haar thee.
‘Goedemorgen
Leona.’
Het
is haar echtgenoot, Carl, hij brengt de post.
‘Dag
schat, alles goed? Lekker weertje hè?’
Leona
veegt nog even over haar wang, maar de traan is al weg, gedroogd door
de zon.
‘Ja,
het weer blijft zo zeker nog tot maandag, dus we zullen nog een keer
de BBQ kunnen aansteken.’
Leona
knikt en Carl legt de post op tafel.
‘Heb
je tijd voor een bakje koffie?’
Carl
lacht: ‘Ja, heel veel tijd. Ik ben klaar voor vandaag. Jij bent
mijn laatste adresje.’
Leona
staat op en loopt naar de keuken. Carl kijkt haar na. Wat ziet ze er
vandaag weer goed uit. Goed om als
laatste adres te hebben, denkt hij.
In de keuken schenkt Leona een kopje koffie in voor Carl, haar Carl.
Ze kijkt door het raam. Daar ontmoet ze zijn blik. Ze bloost ervan.
Tevens krijgt ze een steek in haar buik... een schuldgevoel bekruipt
haar. Ze loopt naar het terras en zet de koffie voor hem neer.
‘Dank
je,’ zegt hij zacht.
Ze
glimlacht. Samen drinken ze, hij koffie, zij thee.
Carl
vertelt over zijn ronde. In de Kalkstraat zijn ze met renovaties
bezig. Alle brievenbussen zijn moeilijk te bereiken. De voordeuren
van acht huizen worden vervangen, dus ook de brievenbus. Hij was
bijna gestruikeld over het werkmateriaal. Dat die werkmannen toch
eens hun spullen aan de kant leggen.
‘Geen
Stijl,’ moppert hij. Dan vervolgt hij over de zaagmachine midden op
de stoep, planken, kozijnen. Zelfs hun werkbus staat half op de stoep
geparkeerd.
‘Waar
moeten “normale” mensen lopen...?’
Leona
is in gedachten ook in de Kalkstraat. Ze kent zijn ronde uit haar
hoofd. Elke dag vertelt hij deze verhalen. Ze is ook al eens met hem
op ronde geweest. Carl vertelde wie waar woonde en of ze jong of oud
waren. Getrouwd of vrijgezel, kinderen of niet en van sommigen wist
hij zelfs hun beroep te melden. Ze grapt wel eens of hij al weet wat
ze verdienen, maar dan is hij gekrenkt.
‘Je
denkt toch niet dat ik de post open maak?’ gromt hij dan. Samen
hebben ze veel gesprekken over de bewoners uit hun buurt. Leuke
voorvallen, nieuwe hond op nummer vijf in de Vijverlaan. Soms ook
droevig nieuws.
Leona's
gedachten dwalen af naar 30 augustus, toen Carl ziek was. Twee van
zijn collega 's waren met vakantie, dus zij zou het rondje post wel
bezorgen. Voor je man doe je dat nu eenmaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten