Strijd
tegen pijn
Een
mens hoeft niet met pijn te leven, heb ik vroeger gehoord. De man die
het zei, was de longarts van mijn vader. Toen we een gesprek met hem
hadden gaf hij mijn vader een duwtje in de rug om nog met het hele
gezin een weekendje weg te gaan. Mijn ouders waren dat jaar, 2009,
namelijk 50 jaar getrouwd. Mijn vader had al een aantal jaren kanker
en de ziekte vergde veel van hem en van de mensen om hem heen. Hij
probeerde mijn moeder en ons te beschermen door zijn pijn niet al te
vaak uit te spreken. Toch ging hij door helse pijn. Tijdens het
weekendje weg gaf ik hem zijn dagelijkse morfinespuitje. Ik kon bijna
geen goede plek vinden, omdat hij al veel vermagerd was. Maar hij
klaagde niet. Hij zei: “Ilonk, pak maar gewoon een velletje ergens
op mijn buik.”
Het
was een goed weekend en ik ben blij dat de arts gezegd heeft dat het
beter was om te gaan, want misschien zou het er later niet meer van
komen. Twaalf dagen na de Gouden bruiloft stierf mijn vader, maar op
de dag zelf zei hij tegen ieder die het horen wilde: “Ik heb het
gehaald.”
Van
mijn vader heb ik geleerd dat ik het zelf moet doen in het leven.
Niet te afhankelijk van anderen zijn, maar ook zelf leren dingen op
lossen. Ik mis mijn vader. Ik kan het niet altijd alleen. Toch hoor
ik nog steeds die woorden van hem. Gelukkig.
Ik heb
last van chronische pijn. Ik heb chronische pijn en ik heb daar last
van.
Tot
voor kort wilde ik uit het leven stappen. Ik wil niet elke dag
medicatie slikken de rest van mijn leven. Soms
denk ik: 'het is over', maar dan laten mijn vingers me weten dat het
niet zo is. Mijn heupen willen niet net zo soepel, als mijn hoofd het
wil. Ik wil dansen, springen, de liefde bedrijven! Maar mijn lichaam
blijft verstijven. Medicijnen, fysiotherapie, psychologen,
oefeningen, gesprekken met maatschappelijk werkers, online
programma's om te leren omgaan met chronische pijn...ik heb al heel
veel geprobeerd. Het is ook al meer dan 10 jaar aan de gang. Zelfs
verhuizen naar Afrika hielp er niet aan. Nu ik daarvan terug ben heb
ik meer pijn, dus kwam het woordje opgeven tevoorschijn. Vroeger was
de tekst: “Opgeven staat niet in mijn woordenboek.” Maar de moed
om door te knokken zakte steeds verder weg.
Soms
zeggen mensen dat ik moet denken aan de mensen die er erger aan toe
zijn. Ik weet echter niet wat ik met zo een opmerking moet? Het maakt
de dagen niet dragelijker om aan een ander zijn lasten te denken.
Ik
klaag zo min mogelijk. Ik wil een ander er ook niet mee lastig
vallen. Ik hoop enkel dat mensen begrijpen dat het niet altijd
gemakkelijk is. Ik heb geen gips of verband aan mijn lichaamsdelen,
dus je ziet het niet direct aan mij. Ik loop ook niet rond met een
plakkaat of zo iets dergelijks.
Teksten
als: “Maar je bent toch een mooie vrouw.” die helpen ook niet.
Dan denk ik: “Als ik minder mooi was, zou het dus niet erg zijn? Of
mooie mensen hebben geen pijn?”
Laatst
kreeg ik nog een aardige naar mijn hoofd, dat ik niet wist wat pijn
was, dat ik wat moest dimmen. Op dat moment was ik net tegen die
persoon eerlijk en open geweest over mijn gevoelens en kijk op het
leven. Dat ik het die periode heel moeilijk had en liever niet meer
hier rondliep. Je snapt misschien wel dat ik die persoon nu niet meer
hoef te zien.
Maar
genoeg geklaag weer, ik wil dansen en springen, de liefde bedrijven.
Een leven zonder pijn staat al lange tijd op mijn verlanglijstje. Eén
dag is al voldoende. Gewoon eens geen rem op moeten zetten, omdat het
niet meer gaat. Ik heb net het toilet en de douche gepoetst en
gedweild, nu pauze want mijn vingers staan de verkeerde kant op. Een
dweil uitwringen is niet zo simpel. Maar ik heb tenminste iets
gedaan. Dat leer ik de laatste weken wel, beter doseren, op tijd
rusten, rot-werk afwisselen met leuke dingen.
Mijn
psycholoog denkt dat er veel van de pijn kan verdwijnen. Na 15 jaar
heb ik er niet meteen vertrouwen in, maar ik geef me compleet over en
sta er voor open.
Ik wil
dansen, springen en de liefde bedrijven.
(beeld gemaakt door Jan de Rooij)