Hoe het begon
In
november 2013 gaan we voor het eerst naar Senegal, Kafountine om
precies te zijn. Rafael heeft een systeem uitgevonden om zout water
drinkbaar te maken. Het gebruik van zonne-energie als energiebron is
voldoende. En aangezien hier in Senegal veel zonuren zijn, is dit een
mooie plaats om te beginnen. De eerste keer is het hier voor ons een
ontdekkingsreis. Zou het mogelijk zijn om hier een testproject te
starten?
Via
Pieter maken we kennis met Tanjo. Hij heeft hier een kampement waar
we kunnen verblijven. Kampement Kunja, het wordt geleid door zijn
zoon Ablay. Zijn neef Lamin is kok en Famara is manusje van alles.
Famara zet 's morgens het ontbijt klaar, op het terras voor onze
slaapkamer. En hij bedient ons 's avonds bij het diner. Het zijn hier
lange werkdagen voor hem. Tanjo woont ergens anders in Kafountine.
Tanjo
begeleidt ons de hele week. Hij neemt ons mee naar de Président
Communité Rural. Dat is een soort van burgemeester in deze streek.
Daar wordt het project uitgelegd. Ze zeggen dat we van harte welkom
zijn om in het gebied net buiten Kafountine een groot project op te
starten, om drinkbaar water te maken.
Tanjo
neemt ons ook mee naar de Sous Prefect, die zit een trapje hoger dan
de Président Communité Rural. Ook de Sous Prefect wil graag dat we
zo snel mogelijk beginnen.
We
bezoeken samen de Président Quai de Pêche, die zit in het
vissersgedeelte van Kafountine. Ook daar wordt meteen een stuk grond
beschikbaar gesteld. Er is groot overleg op de grond met wel zes
mannen erbij.
Een
dag later gaan we met de boot naar het eiland Boune. Dat ligt
middenin het rivierengebied de Casamance. Voor we echter daar zijn,
hebben we pech onderweg. De motor van de boot valt stil midden op het
water. Er is niemand in de buurt te zien.
Tanjo
vraagt aan de schipper: “Heb je er dan wel genoeg benzine in
gedaan?”
Natuurlijk
zit er genoeg benzine in, we zijn pas net vertrokken. Er zal wel
ergens een vuiltje in de weg zitten. We liggen ongeveer een uur stil
op het water te dobberen. Op zich niet zo erg, want er vliegen vele
vogels boven onze hoofden. Pelikanen, zeearenden, noem het maar op.
We liggen stil vlakbij 'Bird Island'. Dat is een beschermd stukje,
speciaal voor de vogels in het gebied.
Na
wat heen en weer gebel, komt er een boot aan. De motor wordt
gewisseld. We varen naar Boune. Er wonen ongeveer 220 mensen op
Boune. Ze zijn heel vriendelijk. We krijgen een rondleiding en worden
dan binnen gelaten bij een vrouw. Ze heeft speciale gaven en van
heinde en ver komen mensen naar haar toe om raad. Zelfs uit andere
landen zoals Gambia en Mali komen de mensen. Ik voel me er meteen op
mijn gemak. Rafael ook, hij praat met de man die ons rond leidde. Het
gaat over aankopen van kokosbomen e.d.
Pieter
vraagt of we weer kunnen vertrekken. De vrouw kijkt naar hem en zegt
dat er vandaag nog iets op ons pad ligt. Het is belangrijk voor ons.
We zullen het weten als het ons pad kruist. We schudden haar de hand
en bedanken haar om haar raad. Ze belooft dat ze voor ons zal bidden.
We
lopen naar het dorpscafé van Boune. Daar trakteren we de schipper op
een fris pintje. Het is tijd om te vertrekken, maar eerst klimt de
man die ons rond leidde nog vlot in een kokosboom en stampt vier
kokosnoten uit de boom. Binnen de minuut is hij weer beneden en kapt
hij de buitenste schil van de noten af. Een lichte, beige noot komt
eruit. Geen donkerbruine zoals ze bij ons in de winkels liggen. We
krijgen er elk een. Dank je wel. Verser kan het niet.
Ik
lust geen kokos. Ik heb dat bij ons in Nederland geproefd en de smaak
bevalt me niet. Op de terugweg kapt Tanjo zijn kokosnoot open. Eerst
maakt hij een klein gaatje om het sap er uit te drinken. Daarna wordt
de rest gekraakt. Ieder krijgt een stukje noot. Ik wil wel proeven,
maar verwacht er niet te veel van.
Ik
zeg: “Dit is geen kokosnoot!”
Natuurlijk
is het wel kokosnoot, ik heb net een man in de boom zien klimmen om
een verse eruit te stampen. Het smaakt heerlijk, een beetje naar
verse walnoten.
Als
we bij Kassel terug zijn met de boot, komen we een stel Fransen
tegen. Die zijn hier voor een project en hebben een budget van 15
miljoen euro. Dat zal misschien hetgeen zijn wat op ons pad ligt?
Rafael geeft zijn visitekaartje aan de mannen, wie weet wat er
volgt...
Op
Kunja maken we ook onze noot open, eerst een gaatje. We hebben het
geleerd van Tanjo. Ik laat het sap in een glas lopen. Het is niet
wit, maar ziet er gewoon uit als water. Geen kokosmelk, maar gewoon
sap. Dat is ook de reactie van verschillende mensen als ik ze de
foto's laat zien.
“Geen
bruine noot en geen witte kokosmelk.”
De
week in Senegal vliegt voorbij. Voor we weer naar Europa vertrekken
vraagt Rafael aan Tanjo of hij wat zaad wil verzamelen voor het
project. Rafael vraagt vier verschillende soorten en betaalt €5
voor een kilo van elk, aan Tanjo.
Als
Rafael in januari terug in Kafountine is, ziet hij bij Tanjo al zaad
liggen. Er wordt verzameld, dat is goed.
In
september 2014, na onze verhuis vraagt Rafael nog eens hoe het zit
met het zaad? Tanjo heeft al één soort aan Rafael gegeven en die
heeft het natuurlijk meteen in onze tuin gezaaid. Hij is er heel
tevreden over. Het groeit heel goed en het vormt aan de worteltjes
kleine nitraat-bolletjes. Dat is goed als plantenvoeding voor de
rest, dat nog gezaaid gaat worden.
De
maïs staat tussen de plantjes en ook de rest van het zaaigoed gaat
om en om met dat zaad in de grond. We noemen het Tanjo-zaad, want de
naam weten we niet.
Tanjo
vertelt dat de vrouwen die zijn huis opgeruimd hebben, het andere
zaad opgeruimd hebben. Ze hebben het zomaar weg gegooid. Dat is heel
erg jammer. Hij verzamelt geen nieuw zaad meer voor Rafael, dat is
nog meer jammer.
Hij
verrekent wel het geld, dat we vorig jaar betaalden met de huur van
de auto.
Nog
wekenlang zegt hij dat het toch wel jammer is dat ze de zaadjes
hebben weg gegooid.
Rafael
zegt dan: “Het beste hebben we gelukkig wel Tanjo. Het Tanjo-zaad.”
Dan
lacht Tanjo. Hij vindt het vreemd dat we het zo noemen, maar hij kan
ons ook geen andere naam geven.
Dus
onze achtertuin staat vol met Tanjo-zaad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten